De zoektocht naar Joodse kinderen, die in de Tweede Wereldoorlog bij Friese pleegfamilies ondergebracht waren, is in volle gang. Journalist Marja Boonstra portretteerde vier van deze kinderen.
In deel 2 de verhalen van Estha Gobes en Bram Houtkruijer.
"Niemand wist het, maar iedereen wist het"
Estha Gobes 1939, in Amsterdam
"Mijn ouders hadden al vroeg in de gaten dat het mis zou gaan," vertelt Estha Gobes. Haar ouders zijn in 1942 ondergedoken, maar zij werd bij haar opa en oma opgevangen. In 1943 is zij echter naar de familie Wierdsma in Sneek gebracht, een grote schippersfamilie met twaalf kinderen. "Nog een erbij viel niet op."
Als schoolnaam kreeg ze Betty Wielinga. "Ik ben daar gewoon opgevoed als een eigen kind. Niemand wist het maar iedereen wist het," zei ze op de vraag of de buren het wisten. "Als er Duitsers de straat in kwamen, werden we gewaarschuwd." Een keer zijn er Duitser binnengevallen om te kijken of er een illegale radio was. "We zaten met een heel stel kinderen braaf te spelen. Ik viel niet op."
Na de oorlog waren de ouders fan Estha op zoek naar hun dochter. Zij plaatsen een oproep in dagblad Trouw. Estha: "De Wierdsma's waren allemaal schippers. Omke Hille lag in juni met het schip in Amsterdam en las die advertentie. Mem had hem na de oorlog verteld dat ik eigenlijk Estha Gobes heette. Hij heeft toen mij ouders naar Sneek gevaren."
Toen Estha's echte vader in Sneek kwam, is zij huilend naar huis gerend. "Mem, mem, er zit een vreemde man achter me aan." Estha moest mee naar Amsterdam, terwijl ze dat helemaal niet wilde. "Ik heb mem gevraagd of ik nog een poosje mocht blijven, maar mem zei nee onze taak is afgelopen."
Toen Estha jaren later trouwde, waren 'heit' en 'mem' uit Fryslân getuige. "Ik heb altijd contact gehouden. Een van mijn pleegzusjes heeft haar dochter naar mij vernoemd, die ik ten doop heb gehouden."
"Bram werd Jan"
Bram Houtkruijer, 1939 in Amsterdam
Alexander Houtkruijer en zijn vrouw Mariana Levi werken beiden in het Joodse Ziekenhuis in Amsterdam. Daar leren ze Corneli Stolk kennen, die wijkverpleegster in Oentsjerk was. Vanwege de oorlog besloten Alexander en Mariana hun zoon Bram naar Fryslân stuurden. Daar zal een zus van Cornelia de 4-jarige Bram ophalen.
Bram: "Ik vond het spannend in de trein. Hij zat helemaal vol Duitse soldaten. Er zat er ook een tegenover mij. Die probeerde met me te praten, maar ik hield mijn mond stijf dicht." Bram ging eerst naar Dokkum, voor hij bij zijn pleegouders in Gytsjerk terecht kon. "Ik ben heel verdrietig geweest in Dokkum. Ik weet nog dat ik vreselijk heb gehuild, toen ik merkte dat mijn ouders daar niet waren. Bovendien kreeg ik ineens een andere naam. Het werd Jan."
Toch heeft hij plezier gehad in Fryslân. "Ik heb een geweldige jeugd gehad. Had allemaal vriendjes en speelde gewoon op straat. Heit en mem, want zo noemde ik ze, hadden twee dochters en een zoon. Mijn pleegmoeder heeft nooit iemand verteld dat ik joods was."
Bram was de enige van de familie Houtkruijer die de oorlog overleefde. "Mijn ouders zijn in Auschwitz en Sobibor beland. Later kwam de Stichting Oorlogspleegkinderen, de OPK, die wilde dat ik in joodse kringen zou opgroeien. Maar heit en mem wilden mij adopteren." Op zijn diploma van de HBS in Leeuwarden staat Bram, maar voor de leerlingen om hem heen bleef hij Jan.
Bram, of Jan, ging later aan het werk bij de bank en hij woont nu in Veendam. Hij zoekt zijn eigen oorlogsverhaal uit voor zijn kinderen. "Veendam is prima, maar Fryslân is mijn vaderland," vertelt Houtkruijer.
- Lees hier Deel 1 van deze serie.
Het project 'De terugkeer van de Joodse kinderen' is een samenwerking tussen Stichting de Verhalen, Omrop Fryslân, Leeuwarder Courant en Friesch Dagblad. De kernredactie bestaat uit Karen Bies, Marja Boonstra, Martijn van Dijk, Wybe Fraanje en Gerard van der Veer.