De zoektocht naar Joodse kinderen, die in de Tweede Wereldoorlog bij Friese pleegfamilies ondergebracht waren, is in volle gang. Journalist Marja Boonstra portretteert het verhaal van Evelijn Roos en Hennie Zilverberg.  

 

"Als dat niet zo is dan blijf je bij ons"

Evelijn Weijl-Roos, 1934 yn Den Haag

Evelijn Roos weet niet meer wie de vrouw was die haar in 1942 als meisje van acht ophaalde bij haar ouders in Den Haag. Ze zou daarna van het ene onderduikadres naar het andere gaan, tot ze in Drachten bij de familie Mulder terecht kwam.

In Drachten zou ze opgehaald worden door Tiny Mulder. Eerst om naar een ander adres te gaan, maar: "Toen Tiny mij zag, was het liefde op het eerste gezicht. Ze dacht, dat meisje wil ik bij me houden." En zo ging het; Evelijn kwam in de huishouding van Tiny's ouders. "Moleneind Noordzijde 126," weet ze nog precies.

"Ik ben er 2,5 jaar gebleven tot de bevrijding. Tiny en ik waren als twee zusjes, ook al was ze dertien jaar ouder. Ik vond haar geweldig." Tiny deed veel werk voor het verzet. Moeder Mulder zei tegen Evelijn: "Ik hoop van harte dat je ouders je komen halen, maar als dat niet zo is dan blijf je bij ons."

De ouders van Evelijn overleefden de oorlog, bijna als enige van hun familie. Evelijn vertelt: "Er werd thuis weinig over de oorlog gesproken, mijn ouders schoven het weg. Die waren niet alleen hun familie kwijt maar ook hun vrienden. Ze hadden voor de oorlog een textielwinkel. Die hebben ze na de oorlog weer kunnen opbouwen. Mijn moeder wilde niks meer van God weten, maar na het overlijden van mijn vader is ze wel in een Joods bejaardenhuis gaan wonen. Ik heb nu alleen nog een nicht in Amsterdam die Auschwitz heeft overleefd. Verder is er niemand meer."

 

"Hennie hoorde bij ons"

Hinderika (Hennie) Hecht-Zilverberg, 1941 in Amsterdam

"Ze had bij ons moeten blijven. Dat hebben we altijd gezegd." Willem Rekker uit Kollumerzwaag is zijn kleine pleegzusje nooit vergeten. Hennie Zilverberg uit Amsterdam kwam als baby bij de familie Rekker. In 1942 werd ze uit de hoofdstad opgehaald. Haar oma Hinderika Zilverberg-Mozes woonde in Drachten en vreesde voor het lot van het gezin van haar zoon Jacob. In 1941 waren in Amsterdam bij de eerste razzia meer dan 400 Joodse mannen opgepakt.

Hennie werd eerst opgevangen bij de familie van Roelof Vermeulen, maar omdat die in het verzet zat, was dat te gevaarlijk. Zo kwam kleine Hennie bij Germ en Jinke Rekker terecht. Het paar had al drie kinderen en stond in een winkel in Kollumerzwaag.

Willem: "Ze hoorde gewoon bij ons. We hebben er nooit over nagedacht dat het een onderduiker was. De buren wisten het wel maar ik heb nooit gehoord dat iemand er vragen over stelde. Het was zo'n lief meisje. We speelden samen en hadden heel veel plezier. Henny sprak Fries en liep net als ons op klompjes. Het was een deugniet, hoor. Onze vader had een zwak voor haar."

Na de oorlog heeft Hennie's vader Jacob zijn dochter opgehaald. Maar het liep niet goed tussen Hennie en haar vader, dus is ze teruggekeerd naar de Vermeulens in Drachten. Later verhuisde Hennie naar Laren en uiteindelijk kwam ze in Californië terecht. Hennie is een aantal keer teruggekeerd naar Fryslân.

Hennie was zelf te jong om zich de oorlog te kunnen herinneren. Maar een nazaat van de Vermeulens heeft alles uitgezocht en Hennie in Californië gevonden. Ze had beter in Kollumerzwaag kunnen blijven, heeft Hennie later gezegd.

Het project 'De terugkeer van de Joodse kinderen' is een samenwerking tussen Stichting de Verhalen, Omrop Fryslân, Leeuwarder Courant en Friesch Dagblad. De kernredactie bestaat uit Karen Bies, Marja Boonstra, Martijn van Dijk, Wybe Fraanje en Gerard van der Veer.