Twee dozen vol met kaarten staan er in het archief van kamp Westerbork in Drenthe. Op de kaarten staan honderden namen en foto's van Joden, verzetsmensen en mensen die om wat voor reden dan ook moesten onderduiken voor de Duitse bezetter. Het is het archief van Jouster verzetsman Sjoerd Wiersma.
Sjoerd Wiersma hield heel nauwkeurig bij wie er waar zat ondergedoken. "Dat moest wel", zo vertelt kleinzoon Sjoerd Wiersma. "Want de operatie was intussen zo groot geworden, dat ze het een en ander op papier moesten hebben."
Wiersma is in het archief van Westerbork om de kaarten te bekijken die hij jaren geleden in bruikleen heeft gegeven. Maar hij komt ook om iets te laten zien: in het persoonlijke archief van zijn opa heeft hij namelijk de allereerste versie van het archief teruggevonden. Het is een vergeeld papiertje, dat nauwelijks nog te lezen is.
"Het was eigenlijk heel gevaarlijk om al deze informatie op te schrijven, want als de Duitsers het te pakken zouden krijgen, dan hadden ze iedereen terug kunnen vinden." Het papier werd dan ook goed verstopt, in de wieg van een baby, die bij de familie was ondergebracht. Een Joodse baby, maar dat wisten de Duitsers niet.
Joodse kinderen gered
Judith Hangjas is één van de Joodse kinderen die door Wiersma is gered. Zij werd in 1943 opgepakt met haar vader en moeder. Nadat haar ouders op transport waren gegaan vanuit de Hollandse schouwburg, werd zij door een koerier meegenomen naar het eerste onderduikadres in Beest.
Daar zou ze echter niet blijven en ze werd opgehaald door verzetsman Sjoerd Wiersma. Die was op dat moment al jaren actief. Hoewel het moeilijk was een plekje voor Hangjas te vinden, omdat ze een heel Joods uiterlijk had, lukte het Wiersma toch een plek voor haar te vinden: in Idskenhuizen bij familie De Jong.
"Iedereen in het dorp wist dat ik Joods was, maar toch kon ik gewoon mee naar buiten en werd er niet heel geheimzinnig gedaan over dat ik bij De Jong woonde", zo vertelt ze. "Wiersma had een heel goede plek voor mij gevonden en ik was daar heel gelukkig."
Voor Wiersma was het van begin af aan duidelijk dat het niet goed zat met de Duitsers. Al voor de oorlog had hij zich verdiept in het nationaalsocialisme, zo vertelt kleinzoon Sjoerd Wiersma. "Hij zei tegen iedereen dat ze niet naar Duitsland moesten gaan om te werken. Op een avond kwam er een man aan de deur, die zich aan de oproep te willen houden, maar hij had dan wel een onderduikadres nodig. En zo is het eigenlijk begonnen. Opa kon daar geen 'nee' tegen zeggen. Daarna kwamen er via via steeds meer verzoeken voor hulp."
Wiersma had een eigen wasserij in Joure, maar heeft op een bepaald moment de leiding over zijn wasserij overgedragen aan iemand anders omdat hij het zo druk had met het regelen van onderduikplekken. "Het liep wel wat uit de hand en dat had ook financiële consequenties. In het begin kreeg hij geen vergoeding voor het onderduikwerk, maar er moesten wel zaken betaald worden. Zo moesten er bijvoorbeeld matrasjes en een kacheltje komen en dat betaalde hij dan met zijn eigen spaargeld."
Het werk van Wiersma was van levensbelang voor de mensen die hij heeft geholpen om onder te duiken. "Mijn ouders zijn omgekomen en ik heb ze nooit meer gezien", zo vertelt Hangjas. "Ik was na de oorlog eigenlijk alleen op de wereld, maar dat heb ik een tijdlang niet geweten. Ik ben er pas veel later achtergekomen dat ik Joods was." Pas jaren na de oorlog kwam ze er bij toeval achter. "Ik kreeg ruzie op straat en toen scholden ze me uit voor Jodin, en toen hebben mijn pleegouders het mij verteld."
Het was het moment waarop ze erachter kwam wat er met haar eigen familie was gebeurd. Maar ook kwam ze er toen pas achter wie haar had gered en hoe dat was gegaan. "Waarschijnlijk heeft Wiersma mij met het openbaar vervoer opgehaald, want een auto had hij niet."
Het onderduikwerk was gevaarlijk voor Wiersma. Niet alleen voor hemzelf en voor zijn familie, maar ook voor iedereen die zat ondergedoken. Hij was overal van op de hoogte, dus als ze hem hadden opgepakt, dan zou er veel meer aan het licht gekomen zijn. En dat gebeurde bijna. "Op een dag was hij samen met zijn vriend Uilke Boonstra onderweg naar Heerenveen vanuit Amsterdam. Op één of andere manier vertrouwde mijn opa het niet", zo vertelt kleinzoon Sjoerd Wiersma. "Hij ging niet mee toen Boonstra uitstapte in Heerenveen."
Verrader
Een verstandig besluit, zo blijkt. Op het station stond een verrader samen met Duitse soldaten te wachten. Boonstra werd opgepakt, maar Wiersma kon wegkomen, en stapte op de tram naar Joure. Daar sprong hij van de rijdende tram en liep naar zijn huis tegenover de wasserij. Daar kwam hij erachter dat de Duitsers naar hem zochten. De wasserij werd doorzocht en ook in de woning van Wiersma waren Duitse soldaten. "Die waren zo boos dat ze van alles en nog wat kapot geslagen hebben."
Wiersma dook onder en moest ook zijn werk voor de andere onderduikers voor een groot deel stilleggen, maar volgens kleinzoon Sjoerd Wiersma bleef hij tot het einde van de oorlog actief. Dat blijkt ook wel uit de archiefkaarten die nu in Westerbork liggen.
"Deze kaart zijn na de oorlog gemaakt op basis van de originele papieren. Je kunt nu precies zien wat er met al die onderduikers is gebeurd", zo zegt Wiersma. Hij is trots op zijn opa. "Maar ook op al die andere mensen die hem hebben geholpen. En ook op mijn oma, want die had het natuurlijk ook niet makkelijk in de oorlog."
In de documentaire "Wat de oarloch mei ús die" werd in 2015 ook aandacht besteed aan Sjoerd Wiersma. Hierin ook nog een interview met Wiersma zelf, opgenomen in de jaren '70.